Verhalen van oud straatkinderen
Chimbali
Chimbali was 7 toen hij in 1999 wegliep van huis. Zijn ouders waren gescheiden, hij leefde met zijn halfbroertje van 6 bij zijn vader en stiefmoeder. Zij dronken allebei veel en sloegen de jongens vaak. Chimbali besloot opeens om weg te lopen, hij vertelde zijn broertje dat ze weggingen. Ze woonden toen net een jaar in Choma, een grotere stad in de buurt van Livingstone. Oorspronkelijk komen ze uit Livingstone.
Chimbali nam zijn broertje mee met de trein, waarin je je makkelijk kan verstoppen, terug naar Livingstone. Ze hebben een half jaar op straat geleefd, eten bedelden ze bij elkaar of haalden ze uit de vuilnisbakken. Ze kwamen naar Livingstone omdat daar toeristen komen en die geven eerder geld aan kinderen. Ze sliepen in de winkelstraat of in de goot. (Er loopt een brede goot door de winkelstraat waardoor het regenwater weg kan lopen in de regentijd.) De goot was veiliger dan de winkelstraat, maar niet te gebruiken als het regende.
In de zes maanden dat ze op de straat hebben geleefd was hij altijd samen met zijn broertje. Samen hebben ze zich aangesloten bij een grotere groep straatkinderen. Er was een oudere jongen, die de boel leidde, the landlord. Geld wat ze bij elkaar bedelden moesten ze weer aan hem afstaan in ruil voor bescherming. Soms hielden ze geld achter om voor zichzelf te houden of voor een keer dat ze hem niet genoeg konden betalen. Eten hielden ze zelf.
Cathy vond ze tijdens haar rondes door de straten, wanneer ze keek of de straatkinderen nog hulp nodig hadden. Chimbali en zijn broertje zaten toen in een groep van 11 kinderen. Ze werden allemaal meegenomen naar Linda Community School waar op dat moment nog geen elektriciteit was en ook geen water. In het begin sliepen ze op de grond, niet eens op matrassen, onder een deken. Pas later zijn er matrassen gekomen. Alle kinderen mochten naar school, Cathy probeerde sponsors te vinden om de kinderen naar een overheidsschool te krijgen. Dat is voor de meesten gelukt. In de school was een bewaker, die was altijd bij de kinderen. Cathy was er ook veel en ze konden haar altijd bellen als er wat was.
Het leven op school viel niet mee voor ze, andere kinderen mochten niet met ze spelen omdat ze van de straat kwamen. En sommige ouders protesteerden dat ze geen examen zouden mogen doen.
Uiteindelijk heeft Chimbali 7 jaar in Linda Community School gewoond. Tot hij klaar was met de lagere school. Toen vond Cathy een sponsor voor hem, zodat hij naar een kostschool kon om de middelbare school te doen, ergens buiten Livingstone. Daarna is hij autotechniek gaan studeren. Zijn broertje is naar Lusaka gegaan, naar een kostschool en hij woont en werkt er nog. Ze zien elkaar nog regelmatig.
Chimbali was op straat het meest bang om ziek te worden. Hij heeft een keer malaria gehad en toen was er niemand om echt voor hem te zorgen. In diezelfde tijd is er een jongen van hun groep overleden. Die had ook malaria en kon niet uit de goot opstaan en is verdronken in de goot, toen het regenwater er doorheen spoelde. Ze hebben zijn lichaam pas na 5 dagen gevonden. Hij was 9.
Voor Chimbali is Cathy zijn grote held, hij is haar erg dankbaar wat zij voor hem heeft gedaan. Hij vindt het belangrijk dat de kinderen die nu op straat leven dezelfde kans krijgen als hij heeft gekregen. Mensen in Zambia denken dat straatkinderen useless zijn, maar dat zijn ze niet.
Nu is hij 27 jaar, zorgt al 2 jaar voor zijn twee stiefzusjes van 9. Hij is getrouwd en heeft een zoontje van net 1. Hij heeft een goede baan bij de spoorwegen. Als tiener had hij weer contact met zijn vader en stiefmoeder, die hem nooit zijn komen zoeken.
Kasongo/John
Kasongo was 8 toen hij besloot om weg te lopen, in 1995. Zijn moeder is toen overleden en zijn vader zorgde niet voor hem en zijn broertjes en zusjes. Hij besloot om alleen weg te lopen. Hij komt uit het noorden van Zambia, hij heeft 4 jaar op straat geleefd, trekkend van de ene stad naar de andere stad.
Hij kwam aan geld en eten door te bedelen, vooral bij toeristen en soms deden ze kleine klusjes bij het restaurant in ruil voor eten of voor geld. Hij zat bij een groep straatkinderen, wat hij verdiende moest hij afgeven aan de leider van de groep. Die verdeelde het dan over iedereen, hij gaf ze bescherming. Er waren meerdere groepen straatkinderen. Onderling hadden ze wel contact en soms wat onenigheid.
Kasongo sliep onder bruggen of waar plek was, ze zochten dan lege dozen om zich mee te bedekken.
Kasongo zat bij de tweede groep die van de straat werd gehaald. Hij was toen 12, en ging meteen naar school. Cathy heeft sponsors gevonden om Kasongo naar een overheidsschool te sturen. Na de lagere school heeft hij met een aantal andere straatkinderen een huis gehuurd. Eerst had hij steeds kleine baantjes om geld te verdienen. Baantjes die er maar een dag duurden. Uiteindelijk heeft hij gesolliciteerd bij een touroperator, daar is hij intern opgeleid en werkt er nu al 5 jaar.
Kasongo’s grootste angst toen hij op straat leefde waren de ziektes waar hij van hoorde. Soms kwam hij aan geld door seks te hebben met mannen. Hij had gehoord dat je daar ziek van kon worden, daar was hij vooral bang voor.
Hij ziet zijn familie inmiddels wel weer, al is het niet vaak. Hij vindt het belangrijk dat de straatkinderen van nu de kansen krijgen die hij ook heeft gehad.
Kasongo is nu 31, hij is getrouwd en heeft twee kinderen, een dochter van 7 en een zoontje van 2. Hij mocht eigenlijk niet trouwen met zijn vrouw omdat hij een straatkind was. Hij heeft nu een goede baan bij een touroperator. Zijn schoonouders zijn er op teruggekomen.